Een waarheid als een koe

Over een oud gebouwtje aan de Hof van Gülick valt veel te vertellen. Is het echt gebouwd op koeienhuiden?

Verschenen in Stad en Ambt

Monumenten zijn een deel van ons verleden, geven identiteit aan een plaats en hebben daardoor een belangrijke emotionele waarde voor de bewoners. Zo staat te lezen in de verklaring van de Monumentenwacht van Noord Brabant. Nu geldt deze zienswijze overal en zeker ook in onze plaats Almelo. In het centrum staan nog veel oude gebouwen, waarvan de monumentenwaarde vaak door emoties bepaald wordt. Emoties maken dat gebouwen voor ons gevoel als monument beschouwd kunnen worden, ook al zijn ze misschien niet wettelijke beschermd en ontbreekt het monumentenschildje. De wet kent (helaas) alleen officieel als zodanig aangewezen monumenten en verdeelt deze monumenten in twee groepen n.l. Rijksmonumenten (minstens 50 jaar oud) en Gemeentelijke Monumenten. De overheid tracht het aantal Rijksmonumenten te beperken en wil meer Monumentenzorg door gemeentes laten doen.

Jammer is het daarom dat onlangs in de krant te lezen viel, dat de gemeente Almelo de subsidie voor het onderhoud van gemeentelijke monumenten stop zet met als mysterieus argument dat van de mogelijkheid tot subsidie te weinig gebruik gemaakt werd.

Eén van de gemeentelijke monumenten dat het behouden waard is, is het oude gebouwtje aan het Hof van Gülick, het zogenaamde schuurtje van Talamini, gelegen naast het kerkelijk centrum De Schouw van de Grote Kerk. Het is één van de laatst overgebleven bouwwerken in het Hof van Gülick, gelegen in het centrum van de stad. Vele eeuwen is deze wijk dicht bebouwd geweest en vormde het de kern van Almelo. Sinds een halve eeuw is het gebouw in het bezit van Piet Talamini, die het gebruikt als opslagruimte en die tot zijn verdriet te maken heeft met vernieling van de dakgoten door (te) groot verkeer aldaar. Voor de jaren zestig was het gebouw in het bezit van stucadoorsbedrijf Lucassen.

Functie

De leeftijd van het gebouwtje is moeilijk te bepalen maar het zou 200 jaar kunnen bedragen. Aangezien het in al die jaren niet verbouwd is, en bouwvergunningen een belangrijk bestanddeel van archieven vormen, is er maar weinig over dit pand te vinden. Via mevrouw Karin Oostermeyer kreeg ik, naast gegevens over de toenmalige eigenaar, een ingekleurde tekening van het kadaster uit 1817 waarop het pand afgebeeld staat en op de tekening de kenmerkende en grappige, afgesneden hoekpunt aan de straatzijde te zien is. Uit de kadastertekening valt op te maken dat het gebouwtje waarschijnlijk twee woningen bevatte. Deze twee waren, naast meerdere andere gebouwen, in het bezit van de weduwe van Lambertus Rompelman. Zie hiertoe de door mevrouw Oostermeyer opgestelde genealogie van de familie Rompelman. Van vroegere schilderijen weten we, dat het gebouw ernaast aan de zuidkant, schuur van Hemmer, in gebruik is geweest als smederij en stond het pand van Talamini bekend als de schuur van de smederij. Eén van de geschilderde afbeeldingen van dit hoekje van het Hof van Gülick is van de hand van de bekende Almelose kunstschilder Berry Brugman uit de jaren vijftig. De mogelijkheid dat het gebouwtje aanvankelijk gebruikt werd als bleekhuisje is niet helemaal uitgesloten maar mogelijk lag het toch iets te ver van de bleekvelden. Het bleken in het preïndustriële textieltijdperk geschiedde door linnen op grasvelden te leggen en dan dit weefsel voortdurend te besprenkelen met vers water. In de 19e eeuw zag het gebied tussen de Grotestraatbebouwing en Huize Almelo er nog anders uit en waren er onder meer bleekvelden aan de achterkant van de huizenrij aan de Grotestraat, die doorliepen tot in de huidige tuin van Huize Almelo. De Aa stroomde in die tijd met vele armen door Almelo – er was toen nog geen Lateraal Kanaal en zeker geen Doorbraak waardoor de hoeveelheid water toentertijd aanzienlijk groter was – en één van de talloze vertakkingen liep door het huidige Kolkje, waarna het afgevoerd werd door de Gótte, Hagengracht en de Molenstreng.

Bouwwijze

Oorspronkelijk zullen er houten huizen in dit gebied gestaan hebben, die later vervangen werden door zogenaamde vakwerkhuizen, waarbij om een houten frame gemetseld werd. Deze vakwerkbouw vormde een overgang naar het volledig bouwen in steen. Dit schuurtje is echter al geheel van steen gemetseld. Piet Talamini weet nog te vertellen dat het oorspronkelijk op koeienhuiden is gebouwd. Deze koeienhuiden werden op het dekzand gelegd waarvandaan men omhoog begon te metselen. Men zou dit doen om in drassige grond opwellend water tegen te gaan. Dat laatste is op deze plaats wel van toepassing, er zit een wel, zoals ook bleek bij de bouw van het kerkelijk centrum De Schouw. Overigens zijn de eerste en oudste stenen gebouwen in Nederland kerken geweest; waarbij men zei dat de kerk te Delft en de Mariakerk te Utrecht ook op ossenhuiden zouden zijn gebouwd. Wat betreft die bouw op ossenhuiden is het in deze zeer interessant wat minister Dekker in 2005 antwoordde op Kamervragen.

“De veronderstelling dat vroeger op koeienhuiden werd gefundeerd moet ik overigens naar het rijk der fabelen verwijzen, hoewel dit soort verhalen net zo onuitroeibaar blijkt te zijn als de verhalen over vermeende onderaardse gangen in burchten en kloosters. Ten eerste is er voor zover mij bekend in Nederland nog nooit een fundering van koeienhuiden aangetroffen, terwijl deze huiden – leer – door het grondwater uitstekend geconserveerd hadden moeten zijn. In de tweede plaats komt in oude bouwlagen de zinsnede voor dat de bouw op huyden is begonnen, hetgeen in oud-Nederlands niets anders wil zeggen dan dat de bouw heden is aangevangen. Wel wil het geval dat in Amsterdam enkele panden op huyden zijn gebouwd. Uit onderzoek blijkt dat hiervoor afgedankte scheepshuiden (scheepswanden) zijn gebruikt. De lage planken werden horizontaal neergelegd en een bouwwerk werd daarbovenop gemetseld.”

Grappig is dat deze niet mis te verstane uitspraak door meerdere historici wordt bestreden, zij houden vol dat kerktorens vroeger op koeienhuiden werden gebouwd. Volgens weer anderen zou het gebruik van ossenvel vooral toegepast zijn bij niet al te grote houten gebouwen en boerderijen. Bouwkundige historici echter, zijn ervan overtuigd dat het bouwen op koeienhuiden een mythe is. Voorlopig blijft het nog een raadsel. Bouwen op ossenhuiden: een waarheid als een koe??

door Miel Westenberg

Overzicht publicaties